Woonruimte
Naast de algemene bepalingen van de artikelen 7:201 t/m 7:231 BW, zijn op de huur en verhuur van woonruimte de specifiek op deze categorie betrekking hebbende bepalingen van de artikelen 7:232 t/m 7:282 BW van toepassing.
Woonruimte wordt in artikel 7:233 BW gedefinieerd als:
“de gebouwde onroerende zaak voor zover deze als zelfstandige dan wel niet zelfstandige woning is verhuurd, dan wel een woonwagen of een standplaats, alsmede de onroerende aanhorigheden”.
Dat huizen onder de definitie van woonruimte vallen, levert doorgaans geen discussie op. Twijfelgevallen kunnen zijn stacaravans, chalets, portacabins en (ligplaatsen van) woonschepen en watervilla’s.
De woonruimtebepalingen zijn niet van toepassing op woningen die wel onder de definitie van woonruimte vallen, maar waarvoor een huurovereenkomst is afgesloten die naar zijn aard van korte duur is.
Het huurrecht voor woonruimte kenmerkt zich door een vergaande bescherming van de huurder en een groot aantal bepalingen waarvan niet ten nadele van de huurder kan worden afgeweken.
De wet bevat onder meer regels voor:
- woningverbetering;
- onderhuur;
- huurprijzen en andere vergoedingen;
- voortzetting van huur door medehuurder, samenwoners, onderhuurders en woningruilers;
- het eindigen van de huur door opzegging