Onteigeningsrecht
Eigendom is het meest omvattende recht dat iemand op een goed kan hebben. Niettemin kan het voor een overheid noodzakelijk zijn in verband met gewenste (aanpassing van) infrastructuur of de verwezenlijking van het bestemmingsplan de beschikking te krijgen over gronden die in eigendom zijn van particulieren.
Onteigening is daarbij een zogeheten ‘ultimum remedium’. Eigendom wordt dan ook in vergaande mate beschermd, onder meer in het Eerste Protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Vandaar dat pas aan het middel van onteigening toegekomen kan worden als minnelijke onderhandelingen ter verwerving van het benodigde onroerend goed niet zijn geslaagd. Door een overheid (bestuursorgaan) moeten serieuze pogingen worden ondernomen om tot minnelijke verwerving te komen. Met andere woorden: de onteigening moet noodzakelijk zijn.
De onteigeningsprocedure valt uiteen in twee fasen. De administratieve procedure mondt uit in een Koninklijk Besluit (‘KB’). Na het eerste gedeelte van de gerechtelijke procedure gaat de eigendom van de onroerende zaak vaak over. De nadruk ligt op het tweede gedeelte van de gerechtelijke fase, waar het alleen nog gaat over de schadeloosstelling. Daarbij is volledige schadeloosstelling het uitgangspunt.
Op dit moment is een grote herziening van het onteigeningsrecht in voorbereiding. Er wordt naar gestreefd dit leerstuk in te passen in de Omgevingswet die waarschijnlijk begin 2018 in werking zal treden.