
Onrechtmatig overheidshandelen
Het leerstuk van het onrechtmatig overheidshandelen heeft met de inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige overheidshandelen een eigen plaats gekregen in titel 8.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Als een burger of onderneming meent schade te hebben geleden als gevolg van een onrechtmatig overheidsbesluit of overheidshandelen, kan hij de schade zowel via de civielrechtelijke als de bestuursrechtelijke weg trachten te verhalen op het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen of namens wie is gehandeld. Gaat het om een belastingkwestie of een besluit in het kader van het ambtenarenrecht, dan is er geen keuze en móet de burger of onderneming naar de bestuursrechter om zijn schade te verhalen.
In andere zaken kan de schade, afhankelijk van de hoogte daarvan, zowel via civiele als de bestuursrechtelijke weg worden verhaald. De civiele weg staat altijd open, tenzij sprake is van een ambtenaren- of belastingzaak. De bestuursrechtelijke weg staat alleen open indien de geclaimde schade niet hoger is dan € 25.000,--.
In titel 8.4 Awb is de bestuursrechtelijke procedure beschreven. De kern is dat een verzoekschrift moet worden ingediend bij de afdeling bestuursrecht van de rechtbank in het arrondissement waarin het bestuursorgaan is gelegen. Voordat het verzoekschrift wordt ingediend moet het bestuursorgaan door de burger of onderneming in de gelegenheid worden gesteld ‘vrijwillig’ de schade te vergoeden. Daarvoor moet een redelijke termijn worden geboden van (in ieder geval) acht weken. Geeft het bestuursorgaan binnen die termijn niet te kennen de schade te willen vergoeden, dan kan het verzoekschrift worden ingediend. De rechtbank zal het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen zich te verweren tegen de claim zoals die is verwoord en onderbouwd in het verzoekschrift. Normaliter zal daarna een zitting worden gepland, bij welke gelegenheid de zaak wordt besproken en zal daarna door de rechtbank uitspraak worden gedaan.
Wanneer wordt gekozen voor de civielrechtelijke weg zal de bestuursorgaan door de burger of onderneming moeten worden gedagvaard. In de procedure zullen de regels uit het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering gelden en de civielrechtelijke regeling van de onrechtmatige daad. In zoverre verschilt een dergelijke procedure niet van een ‘normale’ dagvaardingsprocedure.
Of nu voor de bestuursrechtelijke of civielrechtelijke ingang wordt gekozen, materieel zal de rechter, als vaststaat dát er schade is geleden, in de eerste plaats beoordelen of sprake is van onrechtmatig overheidshandelen. Als het gaat om zogeheten ‘besluitenaansprakelijkheid’ is de regel dat wanneer een besluit (onherroepelijk) is vernietigd door de bestuursrechter, de onrechtmatigheid van dat besluit én de verplichting tot vergoeding van de schade in beginsel is gegeven. Ook wordt de onrechtmatigheid dan automatisch toegerekend aan het bestuursorgaan.
Een belangrijk aspect dat zowel de burgerlijke als de bestuursrechter zal beoordelen is het causaal verband. De wijze waarop de Hoge Raad en de Raad van State de aan- of afwezigheid van causaal verband beoordelen is echter wel verschillend. Centraal staat – in het besluitenaansprakelijkheidsrecht –steeds de vraag of ten tijde van het onrechtmatige besluit ook een rechtmatig besluit genomen had kunnen worden, dat eenzelfde schade tot gevolg gehad zou kunnen hebben. De Raad van State heeft daarbij bepaald dat dat in beginsel aannemelijk is indien ná de vernietiging van het onrechtmatig gebleken besluit nadien een nieuw besluit is genomen, dat wél in rechte stand heeft gehouden en daarmee formele rechtskracht heeft gekregen. Kort gezegd is de bestuursrechter wel strenger bij het beoordelen van het causaal verband. Vaak wordt ontbreken van causaal verband aangenomen omdat ten tijde van het onrechtmatige besluit ook een rechtmatig besluit met dezelfde strekking had kunnen worden genomen. De schade kan dan niet op de overheid worden verhaald.
Door de verschillen die op dit moment nog bestaan tussen de bestuurs- en burgerlijke rechter bij de beoordeling van schadeclaims, is het van belang goed te overwegen bij welke rechter een zaak aanhangig wordt gemaakt. De burger of onderneming bepaalt die keuze en zal uiteraard kiezen voor de rechtsgang die naar zijn of haar inschatting de meeste kans geeft op vergoeding van de schade. Van belang is daarbij nog het volgende: als de vermeende schade hoger is dan € 25.000,-- kan de burger of onderneming eerst zijn schade tót € 25.000,-- bij de bestuursrechter vergoed trachten te krijgen. Vervolgens kan hij voor het meerdere – dat kan in serieuze schadezaken dus een veelvoud zijn van het bedrag waarover de bestuursrechter heeft geoordeeld – naar de civiele rechter. In de Memorie van Toelichting bij de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen is in dit kader bepaald dat de civiele rechter aan het oordeel van de bestuursrechter over onrechtmatigheid en causaliteit is gebonden (!).
Met de inwerkingtreding van de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatig overheidshandelen is de bekende figuur van het zogeheten zelfstandig schadebesluit uit de wet verdwenen. Indien schadevergoeding wordt gevorderd als gevolg van een besluit dat dateert van vóór de inwerkingtreding van de wet – dat is 1 juli 2013 – dan kan daarom nog wél worden verzocht. Per 1 juli 2013 is ook de mogelijkheid uit de wet verdwenen de rechter te verzoeken tegelijk met de vernietiging van een besluit de overheidsrechtspersoon te veroordelen tot vergoeding van de schade (het voormalige artikel 8:75 Awb).